top of page
Search

11. Hosannah!

  • Writer: Marc Krone
    Marc Krone
  • Aug 4, 2020
  • 11 min read

Updated: Jan 23, 2021


En ik loop natuurlijk eerst 200 m langs de stroom.

Fout.

Ik moet een verticaal stuk grasland over naar de bos-zoom.


Ik heb al 5 minuten staat turen in de regen om te zien waar de waymarks staan. En daar ergens in het bos heb ik er uiteindelijk na veel gezoek een gespot. Denk ik.

Nu dus een veel te steil veld dwars over met een helling van 30 graden.

Nat, glad. Kut.


Waymarks zijn veelal verfstrepen op bomen en stenen in verschillende kleuren en vormen die, samen met cijfers, het verloop van paden aangeven.

Die strepen zijn tegenwoordig vooral rood-wit. Dat valt in de natuur goed op. Op de strepen staat dan vaak dat nummer in zwart zodat je weet dat je ook werkelijk jouw route volgt. Die nummers staan ook vermeld op kaarten.

Vroeger gebruikte ze ook andere kleuren en vormen. Maar donkerblauw zie je gewoon niet goed. En enkel rood is ook heel onopvallend.

Ook die verschillende vormen: cirkels, driehoeken en vierkanten zijn erg weer- en erosie gevoelig. Dus eigenlijk afgeschaft.



Als je een ouderwetse verzamelingen mooie waymarks wil zien dan moet je naar de Vogezen. Daar heeft de club Vosgien een wereld aan tekens in stand gehouden. Op sommige bomen tref je daar wel zes cirkels, ruiten en driehoeken aan in verschillende kleuren en outlines. Zo is een effen gele driehoek iets heel iets anders dan een gele driehoek waarvan de binnenkant niet ingevuld is. Die leiden je namelijk naar totaal verschillende plekken. Wandelcluedo. Een weekend Vogezen (zeer aan te raden overigens) doet wonderen voor je goniometrie (meetkunde voor degenen van na de Mammoetwet).

Fijn tegenwoordig is dus dat je waymarks vaak goed ziet. En als je ze niet ziet dan weet je dat je goed fout zit. Waarom ik dit maar niet wil leren en vaak denk dat ik er waarschijnlijk een gemist hebt waardoor ik 2,5 uur fout of omloop is mij een raadsel. Maar het gaat mij deze tocht meermalen overkomen.

Ook een probleem is dat, als de weg splitst en de zwarte verf was op, je nog niet weet welke kant je op moet.

Enfin.


Ik heb uiteindelijk, nu de regen serieus begin te worden, het pad gevonden. Het gaat door een eeuwenoud statig bos, waar -om duistere reden- op gezette tijden joekels van bomen over het brede pad liggen. Dus met twee stokken, een paraplu, de regen en een doodmoe lijf moet ik nu ook telkens over stammen van meer dan een meter diameter klimmen.



De Wolayahut is nog vier uur.

Volgens de bordjes.

Die uren zijn berekend als je 25, fit en afgetraind bent en aan het begin van de dag.

Die opgaves haal je in de eerste twee weken van een hike never nooit niet.

Bovendien weet ik nog niet dat de col daarboven vol sneeuw ligt, en die heeft alle waymarks toegedekt.

Dus twee uur erbij voor mijn leeftijd, twee voor de regen, twee voor het tijdstip van de dag en twee voor de sneeuw.

Onder deze omstandigheden dus nog zo'n twaalf uur. Dat gaat hem niet worden.


En daar is het grote leitmotiv van het wandelen als bezigheid. Je bent de hele tijd aan het schatten en berekenen of je de etappe, volgende kampeerplek, schuilplaats dan wel hut haalt.

Het is de hele tijd je verwachtingen en doelen bijstellen. Als je last hebt van controledrang moet je gaan lopen dan kan je lol op.

Niets, maar dan ook werkelijk niets, gaat zoals je gepland hebt. En als het je lukt om daarmee OK te zijn dan heb je een geweldige tijd. Alles is een dan een verrassing of een cadeau. Kan je dat niet, dan leef je in de hel.

Oké...

Terwijl het opgehouden is met zachtjes regenen sjok ik dus in een bos dat zo weggelopen lijkt uit de Hobbit. Een beetje Demsterwold: prachtig. Wat is wijsheid? De hut is tweeënhalf tot twaalf uur uur ver weg, het is 15.30 uur nu ik mij natter en natter met paraplu door een bos sleep, overweeg ik dan maar ergens mijn tent op te zetten.

When it rains it pours...

Maar wacht even...


Dan ontwaar ik aan de andere kant van de smalle vallei lichtjes.

Het zal toch niet?

Ja hoor, op ongeveer 500 m aan de overkant ligt in het bos een restaurant (!) Het lijkt open en ziet er duur uit.

....

Als het er maar warm is!!!

En droog.

Vijftien minuten later val ik binnen.

Totaal verwilderd sop ik de bar binnen. Er staan twee mannen te praten. Ze kijken niet op of om. Totaal hinderlijk.


Als je loopt, zijn kou en regen een levensbedreigend gevaar. Als je ook maar iets fout doet met kleding wisselen ben je zo onderkoeld en loopt (in mijn geval zeker: ik heb hele gevoelige ingewanden) de natte stront zo langs je benen terwijl je rillend van de koorts moet vechten om leven te blijven.

Als je binnen zit is er niets van dat alles: ”Oje kijk het regent" en je gaat door met je kruiswoordpuzzel.

Als lange afstandswandelaar maak je jezelf compleet kwetsbaar.

Je begrijpt vervolgens niet dat de rest van de wereld niet in opperste ontzag en bewondering is. Terwijl, het kan de rest van de wereld koud aan z’n komt roesten wat jij buiten in de kou nou weer uitspookt.

Ze hebben een hele dure parketvloer. En die willen ze graag drooghouden.


Ik bestel een cappuccino en ga in de eetzaal zitten.

Daar wordt mijn koffie gebracht door een jong, blond, ruw gebouwd meisje dat met een dikke B “bitte” zegt.

Vervolgens gaat ze aan een andere tafel in de totaal verlaten eetzaal zitten lezen.

Of gaat doen alsof. Want ze is op bladzijde vijf van een heel nieuw dik boek.

Ik knoop een praatje met haar aan en ze blijkt Tsjechisch. Het Duits komt als hele dikke stroop uit haar mond.

Ze heet Clara en werkt hier voor het tweede jaar. Vandaag is haar vrije dag, maar het regent. Dus dan kan je niet wandelen.

Kijk Marc, neem daar nou een voorbeeld aan. Die blijft binnen op zo’n dag.


Na een uur is het niet opgehouden met regenen. Integendeel, er heeft zich een ware zondvloed ontwikkeld, die zich ieder jaar, als ik ga wandelen aandient.

Ik kan echt ongelogen een weerkaartje laten zien waar bij heel Europa onbewolkt is, behalve een heel klein stipje in de Pyreneeën. Twee keer raden waar ik toen was.

Tot gekwordens toe hebben Frank en ik dat jaar in de mist en regen rondgedoold. 2017.

In diezelfde slagregens zit ik nu gevangen in een viersterrenhotel in een bos.

Ik loop de bar in en de uitbater lacht vriendelijk naar mij.

Ik lach terug.

“Waar ben je naartoe op weg? Monaco? Dat is nog een heel eind”.

“Ach ja”, speel ik onaangedaan. “Maar nu even niet want ik kan geen kant op. Ik denk tijd voor een grüne Veltliner zou ik zeggen”.

Zo gezegd zo gedaan. Hij zet mij met een kwart liter Veltliner in de gelagkamer en ik ga schrijven. De Tao brengt uitkomst: niets doen… dan geeft het universum op een bepaald moment zelf antwoord.


Dan zie ik op het menu staan dat dit een Hotel-Restaurant is.

Hoeveel zou het eigenlijk kosten om in dit hotel te verblijven? Het is ondertussen laat in de middag en ik zie het eigenlijk helemaal niet zitten om hier in de stromende regen in de tuin mijn tent op te zetten. Nog afgezien of de uitbater dat überhaupt ziet zitten.

Nergens een prijslijst te vinden, in de bar, in de hall, buiten…

Oh, een folder.

“Voor prijzen zie: www.et cetera”

Ik duik in mijn telefoon: ff checken.

En op de site staat onder prijzen: “bel voor prijzen +43 et cetera…”

Ja me hoela dat heeft geen zin… dan krijg ik die man natuurlijk aan de lijn. Ook zo wat.

Maar dan valt mijn oog op het logo van de Alpenverrein.

Hé?

Ik kijk goed, maar het staat er toch echt: dit restaurant is aangesloten bij de Oostenrijkse alpenvereniging.

De waard komt een praatje maken. Tja, er is niets te doen en ik ben de enige in dit bos.

Hij is een aardige man, maar zijn muzieksmaak is abominabel.

Al de hele tijd dat ik hier zit jengelt er een onafgebroken hoeveelheid jodel muziek en Duitstalige schlagers door het etablissement. Je tandvlees trekt er spontaan van terug…

Ik breng nu zijn samenwerking met de Alpenvereniging ter sprake.

Ja hoor, zegt hij, we hebben “lager” hier.

Dit is helemaal geen eenduidig vier sterrenrestaurant…

Ze hebben ook slaapmogelijkheden!

Voor bergsporters!

“Kan ik hier misschien blijven vannacht?”

Hij kijkt mee bevreemd aan: Ja uiteraard.

Ik ben al thuis!

Ik ben al twee uur op de plaats van bestemming!

“Zal ik je de slaapplekken laten zien. Of later?”

Ik heb nu geen haast meer. Heaven can wait.

"Nee dat komt nog wel, ik drink eerst even lekker mijn wijn op”.


En zo raar als het kan zijn. Zo voel je verlaten, alleen en ontheemd in een totaal nat en donker bos; en zo “hoor” je ergens.

De geest is een sloerie: ze sjanst met iedere opkomende gedachten en emotie. Allemaal gelul.

Daar is Shakespeare weer: ”There is nothing either good or bad but thinking makes it so". Net was dit nog een protserig viersterrenhotel met kak muziek en een stugge Oostenrijker. Nu is het een kei leuke oase in de regen met een hele leuke en rustige waard die je niks opdringt en werkelijk geïnteresseerd is in zijn klanten.

Oh ja, de muziek. De muziek blijft kut, sorry.

De waard heet Bruno. Hij heeft dit hotel restaurant pas twee jaar. Twee jaar??! De plek ziet er onvoorstelbaar luxe uit.

"Mijn vrouw en ik hebben eerdere horeca ervaring” zegt hij, zo offhand dat ik vermoed dat hij een hele goede is. Bruno doet mij denken aan het soort van arbeiders met dik, kort, rood krulhaar, een leren jack op een Kreitler-Florett die je vroeger om 6.00 uur 's ochtends op de pont naar Noord zag. Een gezicht van klei. Je zou hem, als je hem op straat tegenkwam, geen cent geven. "Er is geen wetenschap om op het gelaat de ziel te lezen" zeg Shakespeare.

En zo hier ook.

Dit is een gouden kerel. Met gouden handen. Het lijkt iemand zonder enige stress.

Ik kijk om mij heen naar de tientallen smetteloos gevouwen tafellakens, de servetten, de bloemstukjes, de perfect georganiseerde bar, het terras, de bijgebouwen. En ik realiseer mij dat deze man een geweldige waard is die met zijn vrouw en drie jeugdigen in een bos moeiteloos dit zaakje draaiende houdt.

Behalve de Tsjechische, komt er namelijk even later een meisje binnen dat onmiddellijk weer vertrekt en meteen daarna een jongen in fietskleding: Giovanni. Giovanni is een 25 jarige vrolijke kerel uit Pontedera met een Oostenrijkse moeder en een Italiaanse vader. Hij werkt hier al vier jaar in de zomer.

Hij is het ideale voorbeeld van geslaagde Europese samenwerking. Volledig tweetalig, voorkomend, aardig, sociaal en compleet ter zake kundig.


Bruno laat mij de bijgebouwen zien. “De slaapzalen zijn boven, de douche beneden”.

“Je kan net zo lang warm water gebruiken als je wilt. Dat gaat nooit op”.

En weg is hij.

Ik sta werkelijk in een droom van een plek… op de eerste verdieping zijn twee kleine slaapzaaltjes met aan weerszijden “lagers” elke kant met verschillende kleuren hoofdkussens.

Het is heel doeltreffend en eenvoudig ingericht. Alles is brandschoon en nagelnieuw. Ik kies een hoek bij het raam en staar naar buiten. Plotseling is het bos weer gewoon een bos. Waar het regent. En ben ik, veilig, zittend op de rand van het bed, buiten gevaar, een observator.

Die switch blijft mij verbijsteren.

Want hier gaat het niet over geld (een lager kost namelijk overal 13 euro) maar het verschijnsel dat de geest zo makkelijk weet te schakelen tussen totale ellende en paniek naar complete nonchalance.

Hoe makkelijk wij verhalen maken waar we zelf in geloven.

En niet zo’n beetje…Nee compleet met huid en haar.

Alles wat we doen en laten blijkt voor 90% gebaseerd op aannames op angsten, op ideeën en vooringenomen vooroordelen.

En het erge is, ik ben opgeleid als acteur en heel mijn leven perfectioneer ik mijzelf in het geloven -en het andere mensen doen geloven- in onwerkelijke omstandigheden. Ik heb deze kunde geperfectioneerd.

Ik geef er zelfs les in! Ter plekke kan ik in tranen uitbarsten om een totaal verzonnen drama dat de een of andere halfgare op papier heeft gezet. Heer en meester in het geloven van sprookjes. Laat staan als de omstandigheden werkelijk lijkende bedreigingen zijn.

De komende weken ga ik waarschijnlijk veel op de proef worden gesteld in deze: wat is echt en wat zijn door de geest gefabriceerde fata-morgana’s?

Ik vermoed namelijk dat veel van mijn totale ontreddering van de afgelopen maanden exact hierin liggen.

Ik ga douchen. Heerlijk.

Kleed mij in mijn enig droge kleren die ik nog heb en loop naar de eetzaal.

Daar doet de intussen teruggekeerde vrouw des huizes mij het voorstel om een hertengoulash te serveren.

Hoe gelukkig kan een mens zijn?

Eerst koekjes.

Nu hert.

Het is een topdag.

Ik eet rode kool, hert en drink natuurlijk de onvolprezen Veltliner.

En dan, terwijl ik in mijn piere-eentje zit onder de quote van Guy de Maupassant: “de waarde van reizen zit hem in de ontmoetingen onderweg”, staan plots Hugo en zijn vrouw met jassen aan bij de deur.

“Je bent de enige gast, dus we gaan gezellig wat drinken bij vrienden.

Als je iets nodig hebt, de jonkies helpen je wel!”

Geweldig. Die laten het gehele bedrijf lekker achter en gaan een avond ontspannen.

Gewoon vertrouwend op drie rookies.

Er is een vreemd soort van harmonie in deze zaak. Alles gaat met een gemak en ontsppanning die bijna jaloersmakend is.

Op geen enkel moment heeft iemand stress, zorgen of problemen.

Doei!!


Ik ga aan de bar zitten. Twee van de jonkies voegen zich bij mij.

Giovanni maakt koffie voor mij. Goede. Zijn vader is immers Italiaan. Clara zit aan de bar. Ik vraag haar waar het tweede meisje is, dat zich al sinds mijn komst onzichtbaar pobeert te maken.

De twee kijken elkaar veelbetekenend aan. Er valt een stilte.

“Zie isjT Pollisch” zegt de Tjechische met haar dikke T’s. Alsof dat alles moet verklaren.

Nou ben ik geen expert in Middel-europese verhoudingen en het is ook moeilijk om aan niet Nederlanders uit te leggen wat ons “volksgevoel” zegt over Belgen, Duitsers en Italianen. Maar voor de twee schijnt “Zie isjT Pollisch” alles te verklaren.

Ik probeer: “Sie spricht nicht so gut Deutsch? Non parla Italiano?”

“Ze spreekt niet” Zegt Giovanni en schudt droevig het hoofd.

“En huilt”. Voegt Clara er misprijzend aan toe.

Het is duidelijk dat de twee haar hebben opgegeven.

Ik stel mij voor hoe het moet zijn om hier, als gevoelig 19 jarig Pools meisje, uit een Silesische provinciestad, zonder talenkennis verlegen opgesloten te moeten zitten.

Ze heeft zich duidelijk niet geliefd gemaakt bij haar collega’s, arm kind.

Dat zijn veel eenzame natte wandelingen door het donkere woud.


“Can you sing?” Giovanni is plotseling vol vuur en enthousiasme.

“Gja gja” kirt Clara vol instemming.

Mijn hart krimpt ineen. Één van mijn grote zwaktes is popmuziek.

Hedendaagse of jaren wat-dan-ook.

Ik ben een absolute crack in klassiek, barok of renaissance.

Laat mij iets horen en ik noem het land de componist en vaak ook nog wanneer het ongeveer gecomponeerd is.

Ook ken ik de meest vreemde Nederlandstalige liedjes van mensen als Willy Derby of Puissuisse uit mijn hoofd… Ik weet de letterlijke tekst van Primadeluxe van Fred Haché, of Glaasje op laat je rijden van Sjakie Schram. Als mijn manometer goed staat van Ed- en Willem Bever? Geen probleem! Zelfs de 23 coupletten van de Dodenrit van Drs.P kan ik zonder enig probleem oplepelen.

Maar The House of the rising sun? There is a house in New orleans, they call it the rising sun. tralalalalallllaattattattatta

Blackbird singing in the dead of night…..Doebi doe boebdoebidoep

Help!

(Ja zelfs dat nummer kan ik niet)

En nu gaat Giovanni met zijn gitaar aan de bar zitten. En begint te spelen…

Hey Jude, Pianoman, Hotel California, Americain Pie, Take Me Home, Let it be. Heel de jaren 70 komen langs.

Maar zoals mijn goede vriend Norman Marshall ooit zei toen iemand hem vroeg: "you don't know that song? Norman! Where were you in the 70-ties?”

Droog antwoordde:

“I had to work that day”


Ik luisterde Mozart, Benda, Tomatchek, Faure en Lassus.

Gelukkig kan ik een beetje meelezen op de Samsung-telefoon van Giovanni waar hij de accoorden vanaf leest. Ik doe mijn best om mooie lange strakke noten te zingen. En ben verbijsterd over hoe shit het klinkt.

Je zou niet zeggen dat ik ooit met zingen mijn geld heb verdiend. Het klinkt naar niks. En ik geneer me eigenlijk dood.

Zo niet Clara. Haar zingen klinkt alsof je een kat vierendeelt. Maar het schijnt haar niet te deren. Zij kweelt elk nummer op volle sterkte mee. Horen en zien vergaat je. En als Giovanni een bepaald nummer niet kent neemt zijn gitaar over en speelt bijna goede akkoorden bij haar eigen vocale verrichtingen.

Terwijl er naar een volgend nummer wordt gezocht vertrouwt ze mij toe

“iegg LieBe sinken. Ich kann nigt koet sinken, aber iegg LieBe”

Ik glimlach en kijk haar vol warmte aan.

Dan zegt ze met een vrolijk gezicht: “iegg kan nieggst koet, ich kann viele Dingen, aBer nieggst rigtig Koet.”


Hopla. De volgende les van Clara.

Zoals Ricky Gervais zegt: dom zijn is net als dood zijn: alleen anderen hebben er last van.

Clara is niet dom of dood maar het kan haar roesten wat je van haar vindt… zij geniet.


Om 23.00 uur laat ik de twee achter en loop naar mijn slaapplek in het bijgebouw.

Buiten blijf ik even diep gelukkig stilstaan.

Je weet dat het niet kan... maar je probeert zo’n moment vast te grijpen. Te laten duren.

Ik kijk omhoog. Er staat een strakke sterrenhemel boven het bos, het bos dat hoorbaar na-drupt in de verte.




 
 
 

Recent Posts

See All
40. Under way

29 juli 2020 Krinner - Hoch Frederik. Het is een genoegelijke wandeling. De zon schijnt en we lopen door het sprookjesbos. Gisteren was...

 
 
 
39. Een steen in het water

28 juli 2020 6:30 dichte hut het parmantige heertje De mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest. Of in normaal Nederlands: het...

 
 
 

Comentarios


Join My Mailing List

Thanks for submitting!

  • Instagram
  • YouTube
bottom of page